Ik had ooit een affaire.
Dat was wat.
Nou.
Dat je dat dan kan zeggen.
Dat je dan een affaire hebt gehad.
Ze was rijk.
Of zij niet.
Maar haar man.
Ze had twee auto’s.
Die wisselde ze af.
Net als haar huwelijk eigenlijk.
Daar zat ook afwisseling in.
Ik was maar een voorbijganger.
Na mij kwam er weer iemand anders.
En voor mij waren er ook al een aantal geweest.
Er was toch een zekere klik.
Houden van is een te groot woord.
Maar het kwam in de buurt.
We gingen naar restaurants.
Chique hotels.
En zij maar betalen.
Ze kon heel achteloos haar creditcard in de lucht houden.
En dan mij aankijken.
Met die ogen van der.
En dan was je verloren.
Hobbelde je er weer achteraan.
Als een mak schaap.
Wetend dat het niet klopte.
Het ging op een gegeven moment ook knagen.
Aan mij geweten.
En aan de hare.
Ik weet nog dat ik haar uitnodigde.
Bij mij thuis.
Een kamer drie hoog.
Was wel even wennen natuurlijk.
Voor haar.
Ik wist niet beter.
Ik had nog niet eens gordijnen.
Had uitzicht op een fabriek.
En moest de douche delen met een man of zes.
In tegenstelling tot haar onderkomen.
Met uitzicht op zee.
En niet te vergeten.
Dat bubbelbad.
Waar we dan weleens in zaten.
Als hij op zakenreis was.
En deed alsof hij van niks wist.
Want hij wist het wel.
Hij wist het maar al te goed.
Alleen hij liet het oogluikend toe.
Het kwam hem ergens ook wel goed uit.
Ze deed het leuk op recepties.
En dan maakte hij goeie sier.
Thuis sliepen ze dan geloof ik apart.
Daar liet ze niet veel over los.
Maar ik kon er wel naar raden.
En daar ging het dus uiteindelijk ook over.
Toen ze voor de verandering eens bij mij was.
Zittend op mijn skai leren bank.
Ik geloof dat ik van je hou, zei ik.
Ik wil met je verder.
Tranen vloeiden.
Maar veel werd er niet meer gezegd.
De trap die kraakte, toen ze de benen nam.
En beneden hoorde ik de deur in het slot vallen.