Ik voelde zijn aura.
Niet gelukkig, dacht ik.
Jij bent niet gelukkig.
Tegelijkertijd vroeg ik mij af of ik het wel was.
Gelukkig.
Wat is gelukkig?
Ik vind het zo’n dooddoener.
Want wie is gelukkig?
Nou, hij was het in ieder geval niet.
Die man die ik zag.
Ik was gelukkiger.
Maar goed.
Wat wist ik van ‘m?
Hij was een man.
Had een vrouw.
En kinderen.
Ik heb niks.
Ik realiseerde het me.
Miste ik het?
Het is een vraag die ik niet kan beantwoorden.
Ik zou het niet weten.
Soms, denk ik.
Bij vlagen.
Wanneer ik door de stad loop.
Alle hoop vervlogen lijkt.
Ik geen uitwegen meer zie.
Dit is het dan.
Hier moet ik het mee doen.
Met dit leven.
Dit is mijn lot.
Nou klinkt dit wel heel dramatisch.
Zo erg is het nou ook weer niet.
Want toen ik hem zag.
Die man.
Met z’n vrouw.
En zijn aura voelde.
Wist ik het.
Wist ik het bijna zeker.
Hij was niet gelukkig.
Gelukkig maar.
Het kon dus altijd nog erger.