Ik had het natuurlijk ook nooit moeten doen.
Die onderbroeken kopen.
Veel te klein.
XL stond ‘r op het labeltje.
Dus ik dacht verder nergens bij na.
Het zal wel, dacht ik.
Ik zal wel zien als ik thuis ben.
Ik kocht ze namelijk langs de weg.
Ergens stond ‘r een kraampje.
Een paar mannen erachter.
En ik streek over mijn hart.
Ik kon aan hun blikken zien dat ze nog weinig hadden verkocht.
Ze waren al aan het inpakken.
En daar kwam ik aanfietsen.
Het opgewekte type.
Zoiets zullen ze wel gedacht hebben.
Een witte man die voor zijn lol door de regen aan het fietsen was.
Zij waren zwart namelijk.
Ook al hou ik er niet zo van om in die termen te praten.
Mensen waren het.
Mannen.
Met minder geluk dan ik in mijn leven.
Uit nood stonden ze nu met onderbroeken langs de weg.
Onderbroeken met van die felle kleuren.
De kinderarbeid spatte er vanaf.
Eventjes dacht ik ook daaraan.
Maar ook dacht ik aan mijn onderbroekentekort.
Ik deed al jaren met dezelfde.
Onderbroeken met gaten.
Alleen ze zaten zo lekker.
Weggooien?
Geen denken aan!
Maar nu moest ik wel.
Ze konden echt niet meer.
Dus ik vragen.
Wat moeten ze kosten?
Ik voelde mij net een zeeman met de zogenaamde VOC-mentaliteit.
Hij noemde een prijs.
Geen geld, dacht ik.
Alsof ik zojuist een goeie deal had gesloten.
In het geniep heimelijk trots.
Ik overhandigde quasi stoer een tientje en ik vertrok.
Opgetogen was ik, weet ik nog.
Ik had zojuist een slag geslagen.
Van die mooie gekleurde onderbroeken.
Ik kon gewoon niet wachten tot dat ik thuis was.
Maar zoals ik al zei.
Ik had het natuurlijk ook nooit moeten doen.
Ballenknijpers waren het.
Die onderbroeken.
Die mannen gaf ik overigens groot gelijk.