Misschien is ze bij de bevalling wel overleden?
Ik hoor nooit meer iets van haar.
Op internet is niks van haar te vinden.
Ze zit ook niet op mij te wachten.
Zo reëel ben ik wel.
Ze is verder gegaan met haar leven.
Nog één keer heb ik haar gesproken.
Over de telefoon.
Toen zei ze dat ze zwanger was.
Ik zat even te rekenen.
Nee, van mij kon het niet zijn.
We waren alweer een jaar verder.
Het was mooi geweest.
Misschien wel de mooiste ervaring in mijn leven.
We wandelden samen door Spanje.
Durfden elkaar niet aan te raken.
Maar dat ging uiteindelijk vanzelf.
De natuur die deed zijn werk.
In Santiago de Compostella verbleven we nog in een hotel.
Daar hebben we twee dagen in bed gelegen.
En niet omdat we ziek waren.
’s Ochtends werd ik wakker en was ze weg.
Ze was vertrokken.
Zoals afgesproken.
En ik pakte ook mijn biezen.
Ik wist niet wat te doen.
Had geen eetlust meer.
Zelfs geen dorst.
Ik zwierf door vreemde steden.
Bezocht kerken en deed als ongelovige weesgegroetjes.
Ik zag paleizen die mij niks zeiden.
Sterker nog, ik vond ze lelijk.
Ik zag het niet meer zitten.
Wilde er een eind aan maken.
Er moest iets gebeuren.
Ik moest handelen en ik trok de stoute schoenen aan.
Boekte een vlucht naar waar zij woonde.
Een eiland in de Atlantische Oceaan.
Kon mij niet schelen wat het kostte.
Ik betaalde à contant.
Op het vliegveld belde ik haar.
Ik ben er, zei ik.
Ze wist niet wat ze hoorde.
En ik niet wat ik meemaakte.
Ze vloog mij om mijn nek.
En liet mij niet meer los.
We gingen naar haar huis.
Werd aan de familie voorgesteld.
En schudde er wat handjes.
Twee weken duurde het weerzien.
Hooguit drie.
Toen had ik het bekeken.
Vraag mij niet waarom.
Ik kreeg het op mijn heupen.
Ik kreeg het benauwd.
De zeepbel was uiteengespat.
En nu, zoveel jaar later.
Denk ik nog weleens aan haar terug.
Vraag ik mij af of ze nog leeft?
Bárbara González Fernandez
Alleen die naam al.