Hij is een beetje hoekig.
Niet al te groot.
En staat stevig in zijn schoenen.
Zijn armen hangen nooit losjes langs zijn lichaam.
Maar altijd in een soort starthouding.
Klaar voor actie.
Je geeft hem een opdracht.
Hij voert het uit.
Ideaal als werknemer.
Bijna een robot.
Kordaat, zou je hem ook kunnen noemen.
Hij gaat op zijn doel af.
Omwegen kent hij niet.
Handig, is hij ook.
Hij heeft voor alles een oplossing.
Jaloersmakend gewoon.
Altijd met een rolmaat in de weer.
Of een duimstok.
Dingen die bij mij altijd stuk gaan.
Of die ik dan kwijtraak.
Schat, waar heb je die centimeter gelaten?
Dat zal bij hem niet voorkomen.
Hij heeft ‘m standaard aan zijn riem hangen.
Naast zijn zakmes.
Maar zal hij dan geen gebreken hebben?
Ja, dat heeft hij.
Althans, dat stel ik mij zo voor.
Af en toe vloekt hij.
Van die korte krachttermen.
Wanneer dingen even tegenzitten.
Soms in het bijzijn van anderen.
Als hij er naast zit met een gaatje boren.
Maar ook thuis.
Zomaar uit het niets.
Als er geen reden toe is.
En de buren zich steeds vaker afvragen wat er toch in hemelsnaam met hem aan de hand is?