Ik zag een man die moeilijk keek.
Zorgen, dacht ik.
Die man heeft zorgen.
En ook was hij te volwassen.
Naar mijn mening.
Zo oud was hij namelijk nog niet.
Ik denk ergens halverwege de twintig.
Maar hij had dingen aan zijn kop.
Dat kon ik zien.
Ik zag hem tussen de bedrijven door.
Hij stapte uit zijn auto.
Onze blikken gingen over en weer.
En hij keek bijna boos.
Ik heb het niet gedaan hoor, dacht ik.
Want hij keek mij zo vuil aan?
Je doet het zelf, wilde ik zeggen.
Jij kiest ervoor.
We zeiden natuurlijk niks.
Maar we dachten.
Hij dacht er het zijne van.
En ik het mijne.
Ik dacht, jezus, zo jong, en dan al zo serieus.
Met zβn gezinsauto.
Hij dacht, kijk βm lopen dan.
Hij mag zich weleens scheren.
Binnenkort verkiezingen, dacht ik.
En ik vroeg mij af wat hij zou stemmen.