Er hing nog een foto van ‘m.
Haar ex, zei ze.
Een man met een tulband.
Afijn, we aten.
Buiten de deur.
Ik voelde mij er niet thuis.
Te hip, vond ik.
Niet mijn ding.
Ik keek naar mijn tafelgenote.
Ze was onrustig.
Ik was dat ook.
Ze zullen wel denken, zei ze.
Dat ik hier nu zit, met jou.
Ze zagen mij altijd met …
En ze noemde de naam van die kerel.
Die gast uit een Bollywoodfilm.
Of althans, daar deed hij mij aan denken.
Zonder dat ik ooit een Bollywoodfilm in mijn leven had gezien.
Maar hij had er alle schijn van.
Een populaire gast.
Iemand die op de voorgrond trad.
Een wannabe.
Ze was voor hem gevallen.
Als een blok, zo bleek.
Het was hij dit.
En het was hij dat.
Ik kwam niet aan bod.
Niet in de verste verte.
Ja, toen de rekening gebracht werd.
En of ik effe wilde betalen.
Pas toen was ze een en al oor.
Maar haar ogen zeiden wat anders.