Ik heb een groen mutsje.
Ooit gekregen van een vriend.
Toen hij nog in zijn caravan woonde.
Er door zijn vrouw was uitgezet.
En ik op visite kwam.
Koud dat het was.
Het was ook niet naast de deur.
Zeker tien kilometer fietsen.
Zo’n afgelegen plek.
Waar je niet dood gevonden wilde worden.
Waar je het zelf mocht uitzoeken.
Zo’n camping met een toiletgebouw.
En muntjes voor de douche.
Waar je er nooit genoeg van had.
We zaten bij een oliekacheltje.
Dat had dan wel weer iets.
De fles die we soldaat maakten.
Een krat bier die eraan ging.
En het spul wat we rookten
Veel weet ik er nier meer van.
Wat flarden.
Dat ik deed alsof ik piano speelde.
Hij met zijn gitaar.
En allebei geen noot kunnen lezen.
Maar we geloofden ergens in.
Tegen beter weten in misschien.
Niet wetend wat de toekomst zou gaan brengen.
Dat groene mutsje.
Nog steeds scheef op mijn hoofd.
Als dierbare herinnering.