Wil je alles onbeperkt kunnen lezen? Ik zeg doen!

Ze kwam tegenover mij zitten.
Die vrouw.
Zij maakte oogcontact.
Ik ontweek ‘t.
Vluchtig misschien.
Twee tellen.
Zolang had ik haar aangekeken.
Meer niet.
Zij bleef staren.
Was ze in gedachte?
Of had ze mij op ’t oog?
Ik keek nog ‘ns.
Snel natuurlijk.
Niet te opvallend.
Gewoon.
In het voorbijgaan.
Tussen de bedrijven door.
Terwijl iedereen van alles aan z’n hoofd had.
Bedreven wij een spel.
Zo oud als de mensheid zelf.
Haalde ik mij soms iets in mijn hoofd?
Dat doe ik namelijk wel vaker.
Ik kon het uittekenen.
De situatie.
We woonden al samen.
Sterker nog.
We waren alweer gescheiden.
Het boterde niet.
Ik wis ‘t.
Toen ze instapte zag ik het al.
Die tas van de Trekpleister.
Niet dat dat de reden was.
Maar ik voorzag problemen.
Die familie van haar.
Daar had ze al een knauw opgelopen.
En dat gooide ze mij voor de voeten.
Alsof ik daar iets aan kon doen?
Nee, dacht ik.
Eerst van jezelf leren houden.
En daarna praten we wel verder.