Zān bank.
De felle verlichting.
Die dooie plant.
Ik kon nou niet zeggen dat het er gezellig was.
Die tv.
Dat roken van ām.
Hij was weer begonnen, zei ie.
Afijn, ik probeerde wat.
En, zei ik.
Hoe is het met de liefde dan?
Nee, het was niks.
Het was ook nooit wat geweest.
Hij blokkeerde altijd.
Ik wist āt.
Ik kende dat van ām.
Ik gaf toe dat het bij mij momenteel ook niet echt lukte.
Ze zien me niet staan, zei ik.
Dat was vroeger wel anders.
Niet dat ik dat zei, maar dat dacht ik.
Wetende dat die gedachte ook niet helemaal waar was.
Maar het stelde mij een soort van gerust.
Het hield mij op de been.
Ik putte er hoop uit.
Dat het uiteindelijk toch nog allemaal goed zou komen.
Een tijdje werd er gezwegen.
Ik zag ām zenuwachtig trekjes nemen van zān sigaret.
We lieten het onderwerp rusten.
De liefde werd angstvallig vermeden.
En we keken naar het scherm.
Discovery Channel.
Er viel nog een hoop te ontdekken.