Ik had een ontstoken teen.
Of die heb ik nog steeds.
Het gaat maar niet over.
Dus ik naar de huisarts.
Die had geen tijd.
Zijn assistente wel.
Een vrouw van mijn leeftijd.
Die vroeger flauw viel bij Doe Maar.
Dat was het eerste wat bij mij opkwam.
Zij was zo’n meisje.
Met een zweetbandje om.
Een gevoelig typje.
Maar goed, nu een vrouw.
Die een vak uitoefende.
En mij ging helpen.
Laat eens zien, zei ze.
Trek je schoen ‘ns uit.
En je sok.
Ik deed wat ze mij opdroeg.
Heimelijk genoot ik daarvan.
Stiekem.
Soort rollenspel.
Een doktersroman.
Ik ontblootte mijn voet.
Liet mijn grote teen aan haar zien.
Zij boog voorover.
Maar ze zag het blijkbaar niet goed.
En gebaarde vervolgens.
Ze gaf een paar klapjes op haar bovenbeen.
Zodat ik wist wat mij te doen stond.
Ik schoof mijn stoel achteruit.
Strekte mijn been.
En zij greep mijn voet vast.
Niet al te stevig.
Net genoeg.
Rustend op haar dij.
Ze bestudeerde hem uitvoerig.
Die grote teen van mij.
Alsof ze naar kunst keek.
Ik keek naar haar handen.
Haar nagels.
Die ze waarschijnlijk diezelfde ochtend nog had gelakt.
Ze glommen nog.
De verf was nog nat.
Ontstoken, zei ze.
Niks aan de hand!
Wel aan mijn voet, grapte ik nog.
Ik, die even leuk dacht te zijn.
Maar zij kon er niet om lachen.