Je hebt hier een brandtrap.
Ik neem ‘m weleens.
Wetende dat het niet mag.
Dan gaat de buurvrouw klagen.
Het is een ijzer ding.
Die brandtrap.
Hij maakt herrie.
Niet uit zichzelf natuurlijk.
Maar als je ‘m betreedt.
Wanneer je dat hekje opendoet.
Een gigantisch lawaai hoor je dan.
Dan zit je gelijk rechtovereind.
Aan de ene kant goed.
Voor als er een keer echt wat is.
Nou is hier nooit wat.
Er is ‘ns een kat vermist.
Of men snapt een kruimeldief.
Die dan net op tijd weet weg te komen.
Maar iedereen lacht erom.
Er valt hier toch niks te halen.
Aan de andere kant.
Hij is er natuurlijk wel voor nood.
Die brandtrap.
Dus in feite heeft de buurvrouw gelijk.
Ik zou het niet moeten doen.
Die brandtrap nemen.
Maar soms komt het zo uit.
Dan hoor ik de trein al.
En via de galerij is dan om.
Dan mis ik ‘m net.
Dus ja.
Ik kan het niet laten dan.
En het heeft ook wel iets.
Iets doen wat niet mag.
De buurvrouw op stang jagen.
Eigenlijk hoop ik dat ze dan met een deegroller naar buiten komt.
Of met een matteklopper.
Nog mooier.
De buurvrouw met een schort om.
En krulspelden in d’r haar.
Ze lopen hier nog vrij rond.