Nee, ik heb het niet over het Kaaspakhuis.
Ook niet dat gebouw ernaast.
Maar effe verderop.
Daar vind ik het zo somber.
Dat vond ik ook al toen die kerk er nog stond.
Die hebben ze gelukkig afgebroken.
Hoewel ik daar in principe tegen ben.
Kerken afbreken.
Laat ze maar staan joh.
Ik vind ze altijd wel wat hebben.
Niet elke kerk.
Die daar stond vond ik dus niks.
Ik geloof ook niet dat er nog iemand naartoe ging.
Een enkeling misschien.
Die op zondag niks te doen had.
Die dan dacht van, baat het niet, dan schaadt het niet.
Een type zoals ik wellicht.
Die zo nu en dan vrome momenten kent.
En dan weleens een kerk wil induiken.
Soms weet ik niet hoe snel ik er weer weg moet wezen.
Dan zie ik zo’n pastoor.
Of een dominee.
Ik weet nooit het verschil.
Maar dan heb ik al gegeten en gedronken.
Dan weet ik al genoeg.
Nou wil ik ze niet allemaal over één kam scheren.
Maar goed, je weet wat ik bedoel.
Bah!
Zal het daar dan mee te maken hebben?
Dat ik er soms niet goed wordt.
Mogelijkerwijs heeft ’t met de overkant van doen?
Tegenover die plek waar eerst die kerk stond.
Winkelcentrum de Swaenenborgh.
Wat je ook niet echt een succes kan noemen.
Met die appartementen erboven.
En daaronder die gele deuren.
Met die witte vlakken.
Waar een verlatene zijn naam heeft opgekalkt.
Een schreeuw om aandacht.
Vandalisme zegt de ander.
Ik weet het niet.
Ik vind het een deprimerend stuk.
Met bomen die nog enigszins hun best doen.
Er nog wat van te maken.
In de zomer lukt dat dan nog wel.
Dan zorgen ze voor verkoeling.
Maar in de winter zijn het schamele geraamtes.
Stille getuigen zo je wil.