Een vrouw stond op haar man te wachten.
Ik zag het.
Hij zat op het toilet.
En zij stond daar maar.
Het duurde en het duurde.
Hij deed er inderdaad erg lang over.
Dat moest ik beamen.
Maar ja, het wil natuurlijk niet altijd.
Ik zit ook weleens wat langer dan gepland.
Dus ergens in mijn hoofd nam ik het voor die man op.
En zij maar wachten.
Ik zag haar ergernissen.
De vragen die ze zichzelf stelde.
Waarom in godsnaam.
Het is ook altijd hetzelfde met die man.
Ongedurig liep ze heen en weer.
En ik moest aan die vent denken.
Die arme kerel.
Dat kakken van ‘m was altijd een dingetje.
Hij was dan ook meer een thuispoepert.
Het liefst met niemand in huis.
Zodat hij vrijelijk z’n gang kon gaan.
En dan ging het ook.
Als een jekko.
Hij was er de man niet naar die je onder druk moest zetten.
Dan blokkeerde hij.
Presteren ho maar dan.
Die mensen heb je.
Hij was er zo een.
Een zachtaardig type.
Zijn vrouw daarentegen.
Of z’n vriendin?
Daar wil ik vanaf wezen.
Dat was een haaibaai.
Zij praatte zoals ze poepte.
Nogal direct.
Kort door de bocht.
Waar bleef je nou!!?
De man in kwestie verontschuldigde zich.
Dat hoofd nog rood van het persen.
Die hulpeloze blik.
Kon hij het helpen?
Niet dat hij die woorden uitsprak.
Hij kon geen boe of bah meer zeggen.