Ik was in een winkel.
Een winkel uit het hogere segment.
Dat zei ze dan ook steeds.
Die dame.
Die dame die mij uiteindelijk hielp.
Wij zijn een winkel uit het hogere segment.
Ik was er naar binnengelopen.
Gedachteloos eigenlijk.
Noem het verveling.
Echt hartelijk begroet werd ik er niet.
Ze zagen mij in ieder geval niet staan.
En ik zag hun niet.
Ik zag eigenlijk niemand.
Dus ik die winkel door.
Die winkel uit het hogere segment.
Waar ze mij keer op keer op wees.
Waar ze maar niet over op kon houden.
Wij zijn een winkel uit het hogere segment.
Afijn, ik zag ‘r dus op een gegeven moment.
In eerste instantie trouwens twee.
Twee dames van een winkel uit het hogere segment.
Eén dame hielp me.
Hoewel het haar moeite koste.
Die andere bleef zitten waar ze zat.
Verroerde geen vin.
Deed goedbeschouwd niks.
Behalve op haar telefoon kijken.
En op kauwgom kauwen.
Ik zei dat ik schoenen had gezien.
Die groene schoenen in de etalage.
Tegelijkertijd stelde ik die vraag.
Die ik misschien wel niet had moeten stellen.
Die op mijn lachspieren werkte.
Ik vroeg wat voor winkel het was?
Het kwam namelijk allemaal nogal vaag op mij over.
Ik had geen idee waar ik mij bevond?
Ja, in een winkel uit het hogere segment.
Voornamelijk een lege ruimte.
Met hier en daar een sokkel.
Waarop dan iets ten toon werd gesteld wat je dan kon kopen.
Mocht je daar kapitaalkrachtig genoeg voor wezen.
En ik was dat niet in haar ogen.
Aan haar lichaamshouding te zien.
Want dit was een winkel uit het hogere segment.
Niet voor jongens zoals ik.
Ze zei het niet met zoveel woorden.
Ze zei alleen die ene zin.
Die ze maar bleef herhalen.
Wij zijn een winkel uit het hogere segment.
Ik beet bijna mijn tong er af.
Een winkel uit het hogere segment?
Laat mij niet lachen!