Ze heeft wel wat.
Maar ik durf niet goed.
Hoe ze naar mij kijkt bijvoorbeeld.
Alleen ik moet het voortouw nemen.
Het moet van mijn kant komen.
Anders gebeurt er niks.
Dan gaat zij haar weg.
En ik de mijne.
We praatten wel.
We hebben het over van alles.
Over boeken.
Over films.
Dat ik Alain Delon zo goed vind.
En Romy Schneider.
Die zij niet kent.
Gelijk ging ze googelen.
Nee, het zei haar niks.
Ik zei dat ik verslaafd was.
Verslaafd aan Franse films.
Maar dat ik eigenlijk andere dingen moet.
Die ik dan uitstel.
Dat ik een optreden heb binnenkort.
Dat ik op een affiche sta.
Maar dat ik nog niks heb voorbereid.
Ik stelde mij kwetsbaar op.
En tegelijkertijd pochte ik.
Ik deed het toch maar effe.
Ook al zei ik het langs mijn neus weg.
Met mijn ene hand leunend op de bar.
En die andere in mijn zij gestoken.
Wijzend naar mijn kruis.