Ze zei hallo.
Een voor mij onbekende vrouw.
Ik kwam aanlopen.
Zij ging net weg.
Ik kon alleen haar ogen zien.
En dat ze blond haar had.
Ze stapte op haar fiets.
En verdween.
Hallo had ze zojuist gezegd.
Het klonk na.
Het klonk heel helder.
Heel duidelijk.
Zou ze mij kennen.
Ergens van ofzo?
Omdat ze het zo uitgesproken zei.
Had ik dan wat terug moeten zeggen.
Ik deed een poging.
Een onafgemaakte zin.
En weg was ze.
Terwijl ik bijna mijn nek brak.
Van slag was.
Verdween zij uit het zicht.
Nergens bij stilstaand.
Nog niet eens omkeek.
Ze had mij een vinger gegeven.
Maar ik wilde haar hele hand.
En liefst nog meer.