Ze zag me.
Ze moest mij wel zien.
Het kon ook niet anders.
Zij kwam aanfietsen.
En ik stak over.
Dus toen was het van hee.
En zei zij ook maar hee.
Maar het kan ook zijn dat zij als eerste hee zei.
En ik hee daarna.
Meer dan hee hadden we trouwens ook nog nooit tegen elkaar gezegd.
Die ene keer dat we elkaar gesproken hadden.
Of laat het twee keer zijn geweest.
Daar wil ik vanaf wezen.
Het was in ieder geval altijd erg vaag tussen ons.
Altijd hee.
En nooit eens hoi.
Zo ook vandaag.
Ik zei hee.
Of zij zei hee.
Hee uit gewoonte.
Hee!
En weg was ze.