Een rij huisjes werd gesloopt.
Ze deden er niet meer toe.
Kon dat niet wachten?
Ik wilde nog even.
Even herinneringen ophalen.
Ik had er sporen liggen.
En die werden nu gewist.
Zonder dat ze mij hadden ingeseind.
Ze hadden mij wel even mogen bellen.
Op die hoek zat een bontwinkel.
Goed dat die weg was.
Daarna zat er een shoarmazaak.
Dat was ook niet alles.
Maar ik zat er vaak.
Of ik hing er.
Tussen taxichauffeurs en pooiers.
Randfiguren.
Waar ik er ook een van was.
Nog even de honger stillen.
Een paar knaken in de gokkast.
En dan misschien nog een paar straten verder.
Met een asem die naar knoflook rook.
Hem proberen overeind te krijgen.
Met geld was alles te koop.