Wil je alles onbeperkt kunnen lezen? Ik zeg doen!

Hij zei wat ik al wist.
Maar onaardig was het niet.
Wat hij zei.
Hij zei dat het misschien wel allemaal nodig was geweest.
Het gedoe.
En dat het nu tijd was om te oogsten.
Ik maande hem een beetje tot kalmte.
Dat hij ook niet moest overdrijven.
We zullen zien, zei ik.
In mijzelf verkopen ben ik nooit een held geweest.
Ik zei dat ik maar wat deed.
Maar dat er wel altijd een zekere hoop was.
Je weet immers maar nooit.
Dat beaamde hij.
Hij zei dat hij ook schreef.
In zijn moedertaal.
Omdat hij het Nederlands nog niet machtig was.
Spreken ging.
Schrijven was anders.
En waarover dan, vroeg ik?
Toen krabbelde hij een beetje terug.
Hij was er ook geen ster in.
Zichzelf aanprijzen.
Dus hij begon over kruiden.
Dat hij nu in de oosterse kruiden zat.
En dat zijn bedrijf nog in de kinderschoenen stond.
Maar dat het moeilijke tijden waren.
We zwegen even.
Lieten wat er gezegd was op ons inwerken.
En dachten erover na waar we elkaar ook alweer van kenden.
Die afgelegen boerderij.
Waar ze een werkplaats van hadden gemaakt.
Stelletje labbekakken.
Ze zeiden het niet.
Maar dachten het wel.
Het werd er fijntjes ingewreven.
Dat de zon ’s ochtends opging.
En ’s avonds onder.
Maar dat je van de wind niet kon leven.