Hij liep licht.
Tas over z’n schouder.
Niks aan hem te zien.
Op weg naar huis.
Waarschijnlijk.
Toch zaten hem dingen niet lekker.
Daar had hij iets over losgelaten.
Het moest anders.
Hij was aan het zoeken.
Het is moeilijk wanneer je de weg kwijt bent.
In het duister tast.
Houvast zoekt.
Ik kan er over meepraten.
Hem de hand schudden.
Ik dacht dat ik het in mij had.
Dat ik op het goeie spoor zat.
En opeens is het weg.
Pats boem foetsie.
Sta je in een keer met lege handen.
Ik had het hem willen vertellen.
Misschien doe ik dat alsnog.
Dat ik ook zoekende ben.
Dat ik woorden zoek.
En hij een doel.
Dat we het allebei wel weer zullen vinden.
En dat we er ook niet zo’n punt van moeten maken.
Er niet te zwaar aan moeten tillen.
Het leven vindt zijn weg wel.
Denk daar maar aan.
Dat had ik willen zeggen.
Toen we elkaar spraken.
Hij wat losliet.
En ik iets verzweeg.