De hele dag staat de tv aan.
Dat moet hij zelf weten.
Het is mijn pakkie-an niet.
Hij doet maar.
Of eigenlijk doet hij niks.
Hij hangt voor de buis.
Krabt aan zijn kont.
En denkt het zijne over dingen.
Een baan heeft hij niet.
Waarom zou hij.
Het geld komt toch wel binnen.
Zijn vrouw die werkt.
Een slag in de rondte.
Ze kookt.
Doet de was.
Brengt hem zijn natje en zijn droogje.
En hij zit maar.
Klaagt steen en been.
Weet alles beter.
Maar voert geen donder uit.
Een lapzwans vind ik het.
Begrijp dan ook niet dat ze bij hem blijft.
Het zijn mijn zaken niet.
Laat dat wel wezen.
Dat is iets tussen twee mensen.
Dat moeten ze zelf uitmaken.
Of zij dan.
Want hij doet het niet.
Hij kijkt wel linker uit.