Het zout was op.
Het zat er natuurlijk aan te komen.
Op een dag is het zover.
Dan is het zoutvaatje leeg.
Of in mijn geval een bus.
Een bus zout.
Bij het strooien voelde ik het al.
Dit duurt niet lang meer.
Hooguit een dag of drie.
Dan is het wel gebeurd.
Ik hik er dan toch tegenaan.
Tegen zo’n moment.
Maar wat doe je dan.
Je schuift het voor je uit.
Oh ja, het zout.
Niet vergeten.
En dan ga je door met je leven.
Je incasseert de gebruikelijke tegenslagen.
Die horen er nou eenmaal bij.
Af en toe boek je eens een succesje.
Die koester je dan.
Maar het zout.
Daar denk je niet aan.
Waarom zou je.
Komt wel een keer.
En dan komt die dag.
Waarvan je weet dat die zou komen.
De dag des oordeels.
Gek gezegd.
Je bakt ‘ns een ei.
Want dat mag weleens een keer.
Het was alweer even geleden.
En je hebt er zin in.
Je kent dat wel.
Zondagmorgen.
De zon schijnt.
Het perfecte plaatje.
Wat kan je gebeuren.
Nou dat dus.
Het zout was op.
En je had het kunnen weten.