Waar hij van leeft?
Het is mij een raadsel.
Ik zie ‘m met die.
En met die.
Ik zie ‘m in de supermarkt.
Mij zag ie niet.
Hij liep met een vrouw.
Ruimschoots ouder dan hij.
Het had zijn moeder kunnen zijn.
Alleen daar oordeel ik niet over.
Hij gaat z’n gang maar.
Maar laatst.
Toen zag ik ‘m ook.
Opnieuw zag ie mij niet.
Hij was aan het bellen.
Hij keek langs mij heen.
Wou hij mij soms niet zien?
Nee, ik denk van niet.
Hij was met z’n aandacht bij dat gesprek.
Een geldkwestie.
Zo leek ‘t.
Misschien had ie iets te goed?
Wellicht moest ie wat betalen?
Ik denk het laatste.
Ik heb ‘m weleens gewaarschuwd.
Het hem gewoon recht op de man af gevraagd.
Of ie wist waar hij mee bezig was?
Ik moest mij er niet mee bemoeien.
Daar kwam het eigenlijk op neer.
Dus daar ben ik maar mee opgehouden.
Hij doet maar.
Hij gaat z’n gang maar.
Iedereen heeft recht op z’n eigen fouten.
En wie ben ik om daar wat van te zeggen.