Zij zag mij.
Hij ook wel.
Maar zij keek om.
Hij niet.
Hij fietste stug door.
Zij zwaaide nog.
Hij weigerde.
Dacht waarschijnlijk aan iets.
Een voorval.
Die stapel glazen.
Die ik omkegelde.
Ooit.
Bij hem in de zaak.
Overal glas.
Niemand gewond gelukkig.
Dat niet.
Maar wat een bende.
Hij moest dat helaas ook constateren.
En peuterde ’t aan mijn verstand.
Waar was ik in godsnaam mee bezig?
Goeie vraag.
Maar op dat moment had ik het antwoord niet.
Aandacht.
Was dat ‘t?
Vernielzucht.
Ouderwets vandalisme.
Of gewoon dom?
Ik die mijn zin niet kreeg.
Maar goed.
Hij fietste stug door.
Zij zwaaide nog.
Ze was niks veranderd.