Wil je alles onbeperkt kunnen lezen? Ik zeg doen!

Binnenkort weer Sinterklaas.
Ik heb ze nooit vertrouwd die Sinterklazen.
Er was altijd iets mee.
Ze roken naar de drank.
Naar rook.
Of ze waren mij te aardig.
Kom eens op m’n schoot zitten.
Ja, wat denk ie zelf.
Mijn moeder had mij er al voor gewaarschuwd.
Vertrouw ze niet.
Ik weet nog die ene.
Op de kleuterschool.
Die herkende ik.
Die had ik de week ervoor nog met m’n vader in de kroeg zien zitten.
Of die ander.
Met die rooie kop.
Die leek mij teveel op de vader van een vriendje.
Die arme jongen.
Met die maffe moeder.
Die dan voor Zwarte piet speelde.
Zwarte pieten rookten niet.
Maar zij stak de ene na de ander op.
En ze deden het niet voor niks natuurlijk.
Ik zag zelf dat ze een enveloppe van de hoofdonderwijzer kregen.
Daar zal heus geen kerstkaart in hebben gezeten.
Maar goed, gaf ze eens ongelijk.
De bijstand was toen ook al geen vetpot.
Of dan gingen we naar mijn tante.
Leuk, pakjesavond.
Alleen zij woonde tegenover een hoerenstraat.
Mijn droom spatte uiteen.
Zover ie nog niet uiteen gespoten was.
Daar ging Sinterklaas.
Met z’n Pietermannen
Na een halfuurtje zag ik ze weer vertrekken.
Die mijter scheef.
Die baard pleite.
En bij die Zwarte pieten was de roet grotendeels verdwenen.
En wij maar zingen.
Dag Sinterklaasje, dag Zwarte Piet!
Ik was blij als ie weer vertrok.
Naar Spanje zogenaamd.
En dat moesten wij dan geloven.