Hij lijkt mij geen autorijder.
Die vriend.
Meer een type zoals ik.
Met z’n gedachten soms ergens anders.
En dat kan niet in het verkeer.
Maar ze is voor ‘m gevallen.
Zou ze daar dan toch een zwak voor hebben?
Iemand met twee linker handen.
Want daarin verschilt hij niet veel met mij.
Je moet bij hem ook niet aankomen met een Ikea kast.
Ik denk dat hij diep zucht.
Het misschien wel probeert.
Maar dan toch liever een kennis opbelt.
Kan jij niet even komen helpen?
Ik kom er niet uit.
En zij zal dan lachen.
Niet hardop.
Nee, zo zit ze niet in elkaar.
Dat zal ze nooit doen.
Dat doet ze uit het zicht.
Om dan vervolgens weer de slaapkamer in te lopen.
En dan achteloos te zeggen:
Lukt het?
Hij zal het dan schoorvoetend moeten toegeven.
Dat hij het niet in de vingers heeft.
En zij zal over haar hart strijken.
Misschien zal het haar zelfs ontroeren.
Die man die daar staat.
Die hopeloos verloren lijkt.
Bij wie de moed in de schoenen is gezakt.
En denkt dat ie een flater slaat.
Oud zeer wat weer opspeelt.
Waarvan hij dacht dat hij er vanaf was.
Maar wat dan toch weer de kop opsteekt.
Hij is genadeloos zichzelf.
Die vriend.
Zij is jaloersmakend mooi.
En ik zou mij moeten inhouden.