Ik ben in de rouw.
Of een soort van.
Ik mag niet meer.
Ik wil wel.
Maar ze raden het af.
En ééntje kan ik niet.
Eén biertje.
Eén sigaretje.
Ik heb het geprobeerd.
Het werkt niet.
Niet voor mij.
Dus ik mag niks.
Ja, ik mag de deur uit.
De trein nemen.
Naar het museum.
Naar de film.
Het mag allemaal.
Ik mag bij vrienden langs.
Ik mag op vakantie.
Ik mag zelfs de benen nemen.
Er is niemand die mij tegenhoud.
Ik mag mij ziek melden.
Ik mag de hele dag tv kijken.
Ik mag met iedereen naar bed.
Maar drinken mag ik niet.
Of roken.
Uit den boze, zeggen ze.
Mijn moeder zegt, wordt van iets lid.
Een clubje of zo.
Een vriend zegt dat ik altijd kan bellen.
Ik lees.
Ik doe.
Zie goeie films.
Luister naar prachtige muziek.
Ik kijk documentaires.
Filosofie.
Wetenschap.
Elke dag word ik een stukje wijzer.
Ik mag verhuizen.
Ik mag zelfs emigreren.
Ik mag de hele wereld over.
Zolang ik maar niet drink.
Niet rook.
Mag ik van alles.
Ik mag alleen niet wat ik het liefste wil.
Onbegrijpelijk!
Over mijn leven hangt een sluier.
En het doet nog steeds zeer.