Ik heb een printer.
Mijn zoveelste.
Ook deze is er mee uitgescheden.
Hij heeft de geest gegeven.
Althans, zo lijkt het.
Hij weigert dienst.
Ik kan op knopjes drukken wat ik wil.
Maar nee.
Niks.
Af en toe spuugt ie ‘ns een blaadje uit.
Geen idee waarom.
Ik heb er niet om gevraagd.
Ik kijk naar de inkt.
De cartridges.
Dat woord alleen al.
Nee?
Daar kan het niet aan liggen.
Zo vaak print ik niet.
Ik peuter aan een klepje.
Nou moet ik nog oppassen ook.
Anders ligt dat ding straks uit elkaar.
Dan kan ik ‘m net zo goed gelijk bij ’t grofvuil zetten.
Naast de andere printers.
Want ook mijn buren zie ik om de zoveel tijd zo’n ding voor de deur zetten.
Een nijdige blik erbij.
Zo van, daar gaan mijn centen.
Weer een kat in de zak gekocht.
Afijn, ik geef de moed niet op.
Ik ga er nog eens boven hangen.
Ik kijk nog eens goed.
Wat kan het nou wezen?
Ik heb er niks raars mee gedaan.
Ik heb ‘m niet verplaatst.
De stekker zit erin.
En de lampjes lijken het te doen.
Er knippert wel wat.
Maar volgens mij hoort dat?
Ik geef opnieuw een commando.
Zo noem je dat.
Ik zeg het zelfs hardop.
Afdrukken!
Met mijn vingers ga ik over het scherm.
Over het touchscreen.
Ik zie iets oplichten.
Er lijkt iets te gebeuren.
Alsof de printer een signaal heeft ontvangen.
Ik hoor klik!
De cartridges die doen iets.
Ze lijken heen en weer te gaan.
Nu zou die het moeten doen?
Ik wacht geduldig.
Ik verbaas mij eigen.
Mijn kalmte.
Ik sta er zelf versteld van.
Ik prijs mijzelf erom.
Ik ben de rust zelve.
Nee.
Er gebeurt niks.
Een doodse stilte volgt.
Een besef.
Een soort van gelatenheid.
Je hebt wederom verloren.
Je zou wel kunnen janken.
Maar dat stadium ben je allang voorbij.
Dat is een gepasseerd station.
Je zet ‘m in de hoek.
Je kijkt er niet eens meer naar.
Nooit meer.
Ja, je hebt geloof ik nog wel een printer?
Wanneer ze je ernaar vragen.
Maar je gelooft niet dat ie het nog doet.