Zal ik, dacht ik.
Ik deed het niet.
Maar ik wou wel.
De drang was sterk aanwezig.
Lopende naar het station maakte ik afwegingen.
Ik had naar rechts gekund.
Iets verder kon het nog een keer.
Zelfs op het station overwoog ik het nog.
Ik maakte snelle rekensommetjes.
Kans inschattingen.
Het zou toch moeten kunnen.
Het zou toch een keer moeten lukken.
En bovendien kon het wel weer eens een keer.
Ik was er al zolang niet geweest.
In het casino.
En dan heb ik het over het echte casino!
Niet die speelhal.
Waar ik vroeger kwam.
Zoals op Scheveningen.
Waar je dan kon pacmannen.
Kon flipperen.
En als je wou kon je dan ook nog gokken.
Achterin.
Dat je dan nog geen 18 was werd door de vingers gezien.
Jong geleerd, oud gedaan.
Zo zullen ze wel gedacht hebben.
Stelletje uitgekookte.
En dan blut naar huis lopen.
Zonder ook nog maar één cent te hebben.
Alles er doorheen gejaagd.
In een kwartier soms.
Ik kon het gevoel zo weer oproepen.
Die moedeloosheid.
Je een nietsnut voelen.
Wat moest er van mij terechtkomen?
Zoveel jaar later.
Van de week dus.
Was het weer zover.
Die jeuk.
Dat ontembare.
In de kern de onrust.
Opnieuw was het weer aanwezig.
Alles kleurde ik mooier in.
De euro’s vlogen om mijn oren.
Ik zag het roodfluweel weer voor me.
De jarretels en ga zomaar door.
Zal ik, dacht ik.
Ik deed het niet.
Maar ik wou wel.
De drang was sterk aanwezig.
(nog steeds)