Mijn moeder had het over haar kat.
D’r katje.
Daar is ze gek mee.
Ze vertelde dat ie kuren had.
Een eigen willetje.
Nou hebben katten dat sowieso.
Maar die van haar …
De kat had weer wat nieuws, zei ze.
Voor dat ie z’n eten kreeg.
Wilde hij eerst geaaid worden.
Meneer de Directeur noemde ze hem.
Wat dacht hij wel niet.
Die heeft praats!
Maar hoe gaat het met jou, vroeg ze.
Z’n gangetje, zei ik.
Eigenlijk wel goed.
Ik vertelde over een vriendin.
Dat het daar slecht mee ging.
Dusdanig dat ik mij zorgen maakte.
Even was mijn moeder stil.
Oh ja joh, zei mijn moeder
Gaat het slecht met haar?
Nou, heb maar geen medelijden.
Met medelijden bereik je niks.
Zeg maar gewoon tegen haar hoe goed het met jou gaat.
Wat voor leuke dingen je allemaal doet.
Die mensen zijn toch niet te helpen.
Ik zei dat het allemaal wel wat genuanceerder lag.
Dat het ging om een vriendin.
Ja, dat zal wel, zei ze.
Maar met jou gaat het goed!
En we kwamen weer over de kat te spreken.
Zo’n raar beest!
Wie wil er nou eerst geaaid worden voordat ie gaat eten?
Hij wil de hele tijd kopjes geven.
Haar kat.
D’r katje.
Ik kon hem door de telefoon horen spinnen.