Ik had honger.
Of nee, ik had trek.
Ik moet wel eerlijk zijn.
Ik had zin in iets.
Wat ik niet kon betalen.
Met geen mogelijkheid.
En ik was er ook wel een beetje klaar mee.
Zuinig leven.
Op je centen letten.
Elk dubbeltje tien keer omdraaien.
Door de bomen het bos niet meer zien.
Laat ze maar het heen en weer krijgen.
Zoiets moet ik gedacht hebben.
Toen het zich voordeed.
Ik gesnapt werd.
En in de kraag werd gevat.
Ze gooide mij in een cel.
Denk maar na over je zonden, zeiden ze.
Dat deed ik.
Nou en of.
Waar was ik in verzeild geraakt.
Wat had ik mij op de hals gehaald.
En het tegelijkertijd fascinerend vinden.
Een kruimeldief te zijn.
Op een stalen plee je behoefte te doen.
De tegels te tellen.
Niet weten wanneer je vrij komt.
De deur ging open.
Ze maakten een rapport op.
De dienders.
De heren van goed fatsoen.
En ik bekende.
Ik had honger.
Of nee, ik had trek.
Ik moet wel eerlijk zijn.