Eerst dacht ik.
Nou, ik zie wel.
Ik zie wel wat ervan komt.
Ik ging er heen.
Verwachtte niks.
Zij praatte.
Zoals ze praten moest.
Heel echt, vond ik.
Tussentijds deed ze af en toe dār haar goed.
Maar dat had ze zelf niet door.
Gelukkig maar.
Dan had het minder echt geweest.
Ze luisterde.
Ze luisterde zoals ze luisteren moest.
Dat gold ook voor hoe ze keek.
Hoe ze liep.
En hoe ze lachte.
Ze was ervoor gemaakt.
Ze was mijn contactpersoon.
Diegene die ik moest hebben.
Ik deed mijn verhaal.
Zij werd enthousiast.
Steeds enthousiaster.
Beloven kon ze mij niks.
Belofte maakt schuld.
Maar in mij geloven.
Dat deed ze.