Ik liep door een wijk.
Een wijk in Amersfoort.
Met van die villa’s.
Waarvan ik dacht.
Waar doen ze het van.
Waarschijnlijk oud geld.
Ze wisten niet beter.
Een vrouw liep mij tegemoet.
Die is rijk.
Ik zag het meteen.
Van die paardrijlaarzen.
Zo’n beige broek.
En een groene gewatteerde jas.
Nou dan weet je het wel.
Die zit er warmpjes bij.
Die woont hier vast een stukje verderop.
In zo’n huis met een oprijlaan.
En van die leeuwen aan het begin.
Dat hoeft natuurlijk niet.
Maar ik dacht dat.
Een man die professor is.
In de hogere wiskunde.
En zij zal wel in clubjes zitten.
Een etentje hier en een etentje daar.
Bridgen, eens in de week.
En voorleesoma in de plaatselijke bibliotheek.
Dan bleef ze toch betrokken.
Oh ja, en rond de kerst vrijwilligster bij de voedselbank.
Om haar geweten wat te sussen.
Eigenlijk weet ik niet eens of het wel zo’n vrouw was.
Want ze lachte.
Zij groette mij zelfs.
En had ongetwijfeld een groot hart.
Dat voelde ik zo.
Mijn wantrouwen werd op de proef gesteld.
Mijn vooringenomenheid.
Maar goed.
Nu wist ik niet beter.
Dat was aangeleerd.
Die mensen waren nou eenmaal niet te vertrouwen.