Ik was bij de groenteboer.
Laat haar het maar niet horen.
Dat ik haar groenteboer noem.
Of groenteboerin.
Nee, zij was een biologisch verantwoord onderneemster.
Niet dat ze dat zo uitsprak tegen mij.
Dat maak ik er zelf van.
Maar groenteboer wilde ze niet genoemd worden.
Daar was ik zeker van.
Dat kon ik zien.
Nog niet zo lang geleden zat ze comfortabel ergens achter een bureau.
Te mierenneuken.
Daar was ze goed in.
Alles klopte altijd tot op de cent.
Dat moest ook.
Daar kreeg ze voor betaald.
En riant.
Daarvan kon ze naar de schoonheidsspecialiste.
De kapper elke week natuurlijk.
Een zonnebankje pakte ze ook regelmatig.
Drie keer in de week uiteten.
Op vakantie.
Dubai en zo.
Zodat je even een beeld hebt.
En je haar voor je ziet.
Nageltjes gelakt.
Zo’n type.
Maar goed, ze was te veel.
Werd op een zijspoor gezet.
Kreeg wat geld mee.
Ga maar wat leuks doen.
Begin iets voor jezelf.
Nou, daar wist zij wel raad mee.
Dat was niet tegen dovenmansoren gericht.
Een pandje had ze ook al op het oog.
Dat moest het gaan worden.
Haar droom die uitkwam.
Een feestelijke opening met biologische afbreekbare ballonnen.
In de krant kwam ze.
Op de voorpagina.
Annelies gooit het roer om!
Of hoe ze ook heten mag.
Het deftige dametje.
Die ik nu met haar handen in de sla zag zitten.
Met bakken bloemkolen zag sjouwen.
Appels zag tellen.
Dingen stond af te wegen.
Niets is wat het lijkt.
Terwijl de mascara over haar wang liep.
En ik mij afvroeg of het soms tranen waren?