Ze deed de PR.
Waarvan zei ze niet.
Ook niet naar acht keer vragen.
Dus je doet de PR, probeerde ik nogmaals.
Waarvan dan?
Nou, zei ze.
Intern en extern.
Zowel binnen als buiten de organisatie.
Maar van welke organisatie dan?
Ja, verschillende bedrijven.
Van grote tot hele kleine.
Dus je bent hier ook bij betrokken, vroeg ik.
Doelend op het festival.
Waar ik haar tegen ’t lijf liep.
Nee, hier was ze niet voor gevraagd.
Maar ze wilde toch even haar neus laten zien.
Misschien kon ze nog wat hand-en-spandiensten verrichten.
Wellicht wat advies geven.
Dat deed ze geheel belangeloos.
Daar hoefde ze niks voor te hebben.
We wisselden kaartjes uit.
Praatten nog wat in gemeenplaatsen.
En het gesprek viel dood.
Zoals ik verwacht had.
Maar eh, zo begon ze op een gegeven moment.
Waar kan je hier de muntjes krijgen?
Krijgen, zei ik?
Die moet je kopen.
Bij dat stalletje daar verderop.
En ik wees naar een soort hutje gemaakt van pallethout.
Waar een meisje met rastahaar in zat te vernikkelen.
Moet je die kopen, vroeg ze enigszins verbouwereerd?
Ja, zei ik, tenzij je iets doet.
Iets op het podium of achter de schermen.
Dan krijg je twee muntjes en als het meezit een warme hap.
Ze kon het niet geloven.
Tja, zei ik, zo gaat dat tegenwoordig.
Voor niks gaat alleen de zon op.
Ik vroeg waar ze al die tijd gezeten had.
En daar begon ze weer.
Ze had de PR gedaan.
Intern en extern.
Zowel binnen als buiten de organisatie.
Van grote tot hele kleine bedrijven.
Een riedeltje wat ze constant afstak.
Wat ze uit haar hoofd kende.
Waar ze mee vergroeid was geraakt.
Ze wist niet beter.
Door de wol geverfd, zei ze zelf.
Ik betwijfelde het ten zeerste.
Toen ik haar naaldhakken in de modder weg zag zakken.
En ze klaagde over de organisatie.
Een organisatie van likmevestje!