Ze zocht iets in haar tas.
Die vrouw.
Die over de Prinsengracht liep.
Maar of ze nou werkelijk iets zocht?
Ik betwijfel het.
Ik denk dat ze mij wilde ontwijken.
Ik ben daar niet zeker van.
Maar ik dacht het.
Ooit heb ik haar weleens aangesproken.
En iets fijnzinnigs gezegd.
Misschien ben ik te direct geweest?
Daar word ik nog weleens van beschuldigd.
Dat ik zeg waar het op staat.
Ja, ik kan er wel omheen draaien.
Maar dat is politiek bedrijven.
Daar ben ik niet zo van.
Hoewel.
Soms is het nodig.
Alleen bij haar?
Geen idee wat ik fout heb gedaan.
Ik heb haar niet onheus bejegend.
Ik ben niet ordinair geweest.
Niet asociaal.
Misschien dat haar man erbij stond?
Dat zou kunnen.
Dat ik die over het hoofd heb gezien.
Zo groot is hij namelijk niet.
Hij heeft mij een keer op mijn nummer gezet.
Die man.
Toen ik zei dat ik verliefd was.
Misschien zei ik dat net iets te hard?
Daar kan hij gelijk in hebben gehad.
Dat wil ik weleens doen.
Wanneer ik ergens vol van ben.
Dan mag iedereen het weten.
Maar dat ging niet over haar!
Ik moet er niet aan denken.
Met die kromme neus van d’r!