Hij was punk.
Zij kak.
Hij VPRO
Zij de AVRO
Hij een brommer.
Zij een fiets.
Hij de CPN
Zij de VVD
Hij geschiedenis.
Zij economie.
Hij een hanenkam.
Zij een plooirok.
Hij al op kamers.
Zij nog thuis.
Hij elektrische gitaar.
Zij blokfluit.
Hij dronken.
Zij tipsy.
Hij werken.
Zij studeren.
Hij kistjes.
Zij naaldhakken.
Hij rood.
Zij blauw.
Hij zuipen.
Zij nippen.
Hij zware shag.
Zij bah!
Hij blowen.
Zij ben je mal.
Hij wat de pot schaft.
Zij uit eten.
Hij naar de kroeg.
Zij naar huis.
Hij kraak.
Zij anti.
Hij van Kooten en de Bie.
Zij André van Duin.
Hij met de trein.
Zij met de auto.
Hij bleek.
Zij blond.
Hij een herder.
Zij een poedel.
Hij sorry.
Zij pardon.
Hij donker.
Zij licht.
Hij een deken.
Zij een dekbed.
Hij z’n vader.
Zij d’r moeder.
Hij nooit.
Zij altijd.
Hij judo.
Zij hockey.
Hij Londen.
Zij Parijs.
Hij Berlijn.
Zij Barcelona.
Hij een petit peu.
Zij vloeiend.
Hij moest er niet aan denken.
Zij hield er nooit over op.
Hij Betamax.
Zij VHS.
Hij alleen platen.
Zij cd’s.
Hij vindt het niet normaal.
Zij heel gewoon.
Hij tegen.
Zij voor.
Hij laat het los.
Zij houdt het vast.
Hij open.
Zij dicht.
Hij de Aldi.
Zij de Albert Heijn.
Hij koffie.
Zij thee.
Hij woorden.
Zij ruzie.
Hij tapijt.
Zij parket.
Hij fantaseert.
Zij doet.
Hij droomt.
Zij slaapt.
Hij gromt.
Zij gaapt.
Hij laat naar bed.
Zij vroeg op.
Hij ’t kan vriezen.
Zij ’t kan dooien.
Hij zonder meer.
Zij twijfelt.
Hij een serie.
Zij een film.
Hij erin.
Zij eruit.
Hij zoekt.
Zij vindt.
Hij raadt.
Zij wint.
Hij wandelt.
Zij fietst.
Hij de tram.
Zij de bus.
Hij een tafel.
Zij een stoel.
Hij een bed.
Zij een bank.
Hij een baan.
Zij een job.
Hij kijkt wel.
Zij ziet.
Hij nog effe.
Zij ik ga.
Hij een appel.
Zij een peer.
Hij een pannenkoek.
Zij poffertjes.
Hij panty’s.
Zij een kletskous.
Hij toen.
Zij nu.
Hij blij.
Zij boos.
Hij gezakt.
Zij geslaagd.
Hij wel.
Zij niet.
Hij borst.
Zij tiet.
Hij A
Zij B
Hij C
Zij D
Hij liet.
Zij ging.
Hij gaf.
Zij kreeg.
Hij wilde.
Zij wou.
Hij trilde.
Zij trouw.
Hij zong.
Zij schreeuwde.
Hij een jongen.
Zij een meisje.
Hij een man.
Zij een vrouw.
Hij een broertje.
Zij een zusje.
Hij oom.
Zij tante.
Hij neef.
Zij nicht.
Hij een zoon.
Zij een dochter.
Hij kaal.
Zij grijs.
Hij krom.
Zij kwiek.
Hij stram.
Zij lenig.
Hij tv.
Zij naar bed.
Hij rechts.
Zij links.
Hij paars.
Zij groen.
Hij lege flessen.
Zij statiegeld.
Hij bos.
Zij strand.
Hij starsky.
Zij hutch.
Hij de dikke.
Zij de dunne.
Hij kunst.
Zij kitsch.
Hij waarom?
Zij daarom.
Hij de trap.
Zij de lift.
Hij lactose.
Zij intolerantie.
Hij we gaan nog niet naar huis.
Zij nog lange niet, nog lange niet.
Hij begraven.
Zij gecremeerd.
Hij in Hoogeveen.
Zij in Meppel.
Hij een steen.
En zij een kruis.