Ik droomde over koning Willem-Alexander.
Hij was aan lagerwal geraakt.
En reed nu op een Zündapp.
Het leven kan raar lopen.
En een mens kan vreemd dromen.
Afijn, ik vroeg hoe het ging.
Nou, je ziet het, zei hij.
Ik doe een beetje van dit en een beetje van dat.
Je weet wel, om je hoofd boven water te houden.
Oh, zei ik, tjonge.
En hoe is het met Maxima dan, vroeg ik.
Nou, die zag hij niet meer.
Uit het oog verloren.
Ja, zo gaat dat hè, zei hij er achteraan.
Alsof hij zich er nou eenmaal bij had neergelegd.
Dingen lopen soms zo.
Zo heb je alles, zo heb je niets.
Tja, zei ik, ik kon het wel enigszins begrijpen.
Maar, wat ga je nu doen dan?
Waar ga je heen, vroeg ik oprecht geïnteresseerd.
Nou, hij ging even naar de Lidl.
Even een biertje scoren.
En daarna een beetje bankhangen ofzo.
Maar je hebt toch ook nog je dochters.
Zie je die dan nog?
Ja, de oudste wel, zei hij.
Ze werkt bij het Kruidvat.
En met die andere twee had hij nauwelijks nog contact.
Die zaten geloof ik bij hun moeder.
Tjonge jonge, zei ik weer.
Je hebt het wel voor je kiezen gehad zeg!
Tja, zei hij, wat moet je er verder nog van zeggen.
Hij zette zijn helm op en bond het riempje vast onder zijn kin.
Rolde nog een zware Van Nelle.
En vroeg of hij nog iets voor mij kon betekenen.
Nee, zei ik, het ga je goed Majesteit.
Afijn, een mens kan soms vreemd dromen.
En een leven raar lopen.
De koning op een Zündapp.
Met een verchroomde uitlaat.
Het laatste wat nog glom in zijn leven.