Ze stond in de hoek.
Een glas wijn in haar hand.
Met een vriend.
Haar vriend.
De zoveelste.
Nee, makkelijk was ze niet.
Maar wie wel.
Van een zekere leeftijd.
Ze was oud geworden.
Ouder.
Iets minder een meisje.
Ik vond โr altijd een puber.
Zelfs toen ze die zaak kocht.
Nou ja, die kocht ze niet zelf.
Die had haar vader voor haar gekocht.
Dat had ie effe voorgeschoten.
Probeer maar joh!
Misschien is het wat voor je?
Een miljoenenpand.
En hij had nog wel wat vriendjes.
Die zouden haar wel helpen.
Zo geschiede.
Ik weet niet hoe het haar nu verging.
We spraken kort.
Te kort misschien?
Ik schudde de hand van haar vriend.
Ik dacht โm te kennen.
Beleefdheden gingen over en weer.
Nee, hij kende mij niet.
Ik hem eigenlijk ook niet.
Ik had het zomaar geroepen.
En hij had zomaar geantwoord.
Uit automatisme.
Zou haar vader nog leven?
Ik rekende snel maar ik liet de vraag achterwege.
Straks ging ze weer janken.
Dramaqueen die ze was.
Tranen met tuiten was het altijd.
En schreeuwen kon ze ook.
Roken deed ze niet meer, zei ze.
Maar drinkenโฆ
En ze wenkte de barman.
Nog steeds met dat vingertje.