Ze lijkt er alleen voor te staan.
Een vrouw die ik weleens zie.
Mager is ze.
Maar niet onknap.
Ik zie haar vrij regelmatig.
In de trein.
Of in de supermarkt.
In het park met haar zoontje.
Wanneer ze mij tegemoet loopt.
En ze doet alsof ze me niet kent.
Nou kent ze mij ook niet.
Ook al denk ik ergens dat ik haar bijgebleven ben.
Maar dat zijn wensgedachtes van mijn kant.
We hadden ooit een gesprekje.
Zij moest lachen weet ik nog.
Waarom precies weet ik niet meer.
Ongetwijfeld over iets wat ik er zonder na te denken uitgeflapt heb.
Die zijn vaak raak.
Daarom kan ze mij niet vergeten zijn.
Ze moet mij op zān minst herkend hebben.
Ik heb een indruk achtergelaten.
Wellicht geen onuitwisbare.
Ook niet een niet mis te verstane.
Maar allicht een herinnering.
Iets wat haar dag goed maakte.
Een beetje glans gaf.
Die vrouw die ik weleens zie.
En er volgens mij alleen voor staat.