Ik werd wakker in Amsterdam.
Vanochtend.
Ik was er mee in mijn nopjes.
Steeds dichter bij de bron.
Zoiets dacht ik.
En waar dat dan is?
Of wat dat dan is?
Dat moet je mij eigenlijk ook niet vragen.
Het voelt goed.
Dat is wat ik weet.
Ik scharrelde een beetje door het huis.
Haar huis.
Ik keek wat er zoal stond.
Boeken.
Veel boeken.
LP’s.
Daar eveneens veel van.
Ze had zelfs Klaus Schulze.
Die moet je maar net kennen.
Zij kende ‘m .
We draaiden de LP.
Ik moest er even inkomen.
Zij vond het meteen geweldig.
Ik vroeg mij af of ze het zei om mij te plezieren.
Maar ze meende het.
Nee, zei ze, heerlijk!
We luisterden.
Ik twijfelde.
Was dit niet iets wat je beter alleen kon luisteren?
Zo was ik het gewend.
Wanneer niemand mij zag.
Ik kon doen en laten wat ik wou.
Mijn ogen sluiten.
En er dan helemaal in opgaan.
Nu zag iemand mij.
Ze leest en ze luistert.
Ze vindt mij leuk.
Ik begin het langzaamaan te geloven.