Er zit een soort snik in haar stem.
Een lichte kreun.
Je moet wel goed luisteren.
Dat wel.
Maar dan hoor je ‘m.
Een goed verstaander heeft er oog voor.
Of oren naar.
Dat komt meer overeen.
Ze lachte.
En daarna kwam er een zin.
Welke zin ben ik vergeten.
Ik zou mijn god niet weten wat ze zei.
Ze produceerde geluid.
Dat weet ik nog.
En het sloeg op haar.
Ook dat is mij bijgebleven.
Ze kondigde wat aan.
Zo was het ja.
Nou weet ik het weer!
Iets wat ze zou gaan zingen.
Een liedje over de liefde.
Daar waar ’t om draait.
Maar het begon met een lichte kreun.
En een snik in haar stem.
Een voorbode op wat ons te wachten stond.