Hij heeft een hoed die scheef op zān hoofd staat.
Ik kan er niet naar kijken.
Nagemaakte, denk ik.
Wat weet je nou.
En nu je voordoen als flierefluiter zeker.
Met een mooie vrouw aan je zij.
Aan wie je vast allemaal onwaarheden vertelt.
Je behaalde successen.
Waarover je vals bescheiden doet.
Wees eerlijk man!
Je hebt rijke ouders.
Ze betalen nog steeds de huur van je appartement.
En voor de vorm koop je bij de kringloop.
Zeg je tegen je vrienden dat je de klappen van de zweep kent.
Ik ken jou soort.
Je maakt goeie sier.
Maar waarvan je leeft weet niemand.
Je strooit met namen.
Komt af en toe met een quote.
En om je heen staan mensen die je geloven.
Waarmee je op vrijdagmiddag een borrel drinkt.
Oh nee, donderdag.
Want dan begint je weekend al.
Je bent op reis geweest.
Je jonge jaren.
Je doet er lacherig over.
Maar wederom doe je stoer.
Je sliep onder bruggen.
Maar wel met een creditcard in je kontzak.
Alleen dat hoeft natuurlijk niemand te weten.
Ik zie je staan.
Ik moet bijna overgeven.
Ik kan je wel schieten.
Een zevenvinker ben je.
Vermomd als gewone man.