Ik voel mij er altijd nietig.
Bij die graansilo.
Dat majestueuze gebouw.
Er niet toe doend.
Jan met de pet.
Een onbenullig schepsel.
Iemand die probeert.
Maar tevergeefs.
Het is er ingewreven.
Bij sommigen erin geslagen.
Bij mij gelukkig niet.
Maar een hoop ergens op.
Vergeet het maar.
Natuurlijk.
Je mag fantaseren.
Laat je gedachte de vrije loop.
Geef je geest de ruimte.
Iedereen heeft zo’n fase.
Gaat wel weer over.
Zeggen ze dan.
Dat trekt wel weer bij.
Alleen bij mij.
Het blijft maar aan me vreten.
Dit kan het toch niet wezen.
Dit kan het toch niet zijn.
Als dit het dan is.
Dan is het leven toch voor niets geweest.
Geboren worden.
En weer doodgaan.
En niks daartussen?
Waartoe dient men hier op aarde.
Wat wordt er van je verwacht.
Weet jij het?
Ik heb ook niet een pasklaar antwoord.
Zo van, hier heb je het zwart op wit.
Dit is de weg die je moet gaan.
Zelfontplooiing.
Het najagen van dromen.
Dat zal het moeten zijn.
Dat zal het moeten wezen.
Maar ik voel mij er altijd een zaadje.
Wiens gedachten in de kiem werden gesmoord.
Die graansilo.
Dat majestueuze gebouw.
Ik voelde mij er opeens heel klein worden.