Ik zal er geen zin meer in hebben.
Mee naar een beurs.
Hij opperde ’t laatst.
Die oud-collega.
Joh, je kan zo mee.
Alles wordt voor je betaald.
Je hotel.
Je onkosten.
Alles.
Ik kan het zo voor je vragen, als je wil?
Waar is het dan, vroeg ik.
Valencia, zei hij met enige trots.
Zijn hoofd, waar inmiddels geen haar meer op groeide, glom ervan.
En wat moet ik allemaal doen dan, daar?
Mocht ik besluiten om mee te gaan.
Want ergens sprak het mij wel aan.
Ik zat al een tijdje op zwart zaad.
En het geld lonkte.
Dat kon ik niet ontkennen.
Nou, begon hij.
En hij zette zich schrap.
Stak z’n handen in zijn zij.
Keek nog trotser als even daarvoor.
En stak van wal.
Ook vertelde hij nog effe vlug over zijn auto.
Die ik inderdaad verderop had zien staan.
Een bakbeest waar je de show mee stal.
In bepaalde kringen.
Waar hij nog steeds in verkeerde.
En wat voor mij verleden tijd was.
De nachten die hij nog immer oversloeg.
De champagne die hij dronk.
Met wie hij allemaal het bed deelde.
Hij zei het zonder blikken of blozen.
Het kwam allemaal weer voorbij.
Die wereld waar ze je bij je achternaam noemden.
In plaats van bij je voornaam.
Waar tegenslagen als kansen werden gezien.
Of uitdagingen, ook zo’n dooddoener
Wie het af en toe niet redden in het leven was een prutser.
Nou, die was ik dan maar.
Een beetje wijs lullen over de nieuwste sapcentrifuge zeker?
Ik rechtte mijn rug en bedankte beleefd.