Ik ging toch even kijken.
En ik was niet de enige.
Er liepen er meer.
Ramptoeristen.
Want dat waren we.
Alle winkels waren gesloten.
Dat moesten we toch even zien.
Het had iets onwerkelijks.
Op een dinsdag in de stad.
En dan alles dicht.
Alleen het noodzakelijke was open.
Ik zou liegen als ik zeg dat ik niet genoot.
Die serene rust bijna.
Het raakte me.
In mijn ziel kan je wel zeggen.
Voor die ondernemers vreselijk natuurlijk.
Ga er maar aan staan.
Met je goeie gedrag.
En de rekeningen die zich opstapelen.
Maar los daarvan.
Die stad waar weinig mensen liepen.
Op een hand te tellen.
En de muziek die je er nog hoorde.
Deze keer nam ik daar eens de tijd voor.
Ik ging onder zo’n speakertje staan.
En ik hoefde er niks voor te doen.
De melancholie stroomde als vanzelf door mijn aderen.
De dreiging was voelbaar.
Het greep mij bij de keel.
Alsof ik een kind was.
Weer naar Tita Tovenaar keek.
Ik klapte in mijn handen.
En alles stond stil.