Het heeft van die vreemde ramen.
Dat gebouw.
Waar de ING zat.
Net of ze je aankijken.
Je iets willen zeggen.
Hey, vergeet je mij niet.
Ik krijg nog geld van je.
Soms mijd ik het gebouw bewust.
Het roept te veel herinneringen op.
Liever loop ik om.
Maar goed.
Soms kan je niet anders.
Dan moet je wel.
Naar de bakker of zo.
Die er tegenover zit
Waar die blonde dame werkt.
Die zo lief lacht.
En tegen mij ooit zei dat het goed kwam.
Zonder woorden overigens.
Zonder dat te zeggen.
Instinctmatig voelde zij dat aan.
Die jongen kan wel een glimlach gebruiken.
Even daarvoor had ik slecht nieuws gehad.
Saldo ontoereikend.
Het apparaat had mijn pasje ingeslikt.
In mijn portemonnee had ik nog twee euro.
Genoeg voor een halfje bruin.
Als het aan haar had gelegen, had ik het zo meegekregen.
Hier, eet maar lekker op.
Maar zij kon de wereld ook niet redden.
Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.
Anders nog iets, vroeg ze.
Nee, alles was al gezegd.
Neem contact op met uw bank.
Een kille droge zin.
Ik wist genoeg.
En zij had een vermoeden.