Ze dronk koffie tijdens het zoomen.
Dat mag.
Wat is daar mis mee?
Niks natuurlijk.
Ik dronk ’t zelf ook.
Iedereen dronk koffie.
Of laat het thee geweest zijn.
Maar iedereen zat met een mok in beeld.
Zij dus ook.
Een vrij grote.
Een vrij opvallend ding.
Eerst die mok en toen pas zij.
En nog steeds dacht ik, ach, tja.
Moet kunnen.
Zo’n mok.
Het leidde wel een beetje af.
Maar ik kon mij er wel overheen zetten.
Tot dat ze een slok nam.
Ik wilde het nog zeggen.
Joh, zet je microfoon effe uit.
Is wel zo netjes.
Normaal ben ik nooit zo moeilijk.
Maar ik werd er gewoonweg onpasselijk van.
En niemand zei er wat van.
Was ik dan de enige die mij eraan irriteerde?
En ook hoe ze erbij zat.
Frontaal met dat hoofd in beeld.
Die kolossale mok die ze nu ondersteboven hield.
We konden allemaal meegenieten.
Zelfs de laatste druppel koffie moest naar binnen.
En dat geluid!
Ze leek zich echt niet te generen.
Blijkbaar voelde ze zich thuis.
Nou zat ze dat ook.
Net als wij.
Op haar gemak hing ze even later ook nog achterover.
Draaide ze rondjes op haar stoel.
Het werd ergens wel vermakelijk.
Van die hele vergadering kreeg ik niks meer mee.
Ze speelde met der haar.
Checkte haar dooie punten.
Het was bijna een Franse film.
In kleur.
Met de secretaresse in de hoofdrol.