Moest ik wat zeggen?
Hem aanstoten.
Had ik soms een knikje moeten geven.
Ik deed geen van alle.
Ik pakte wat ik nodig had.
Rekende af.
En weg was ik.
Hij had geen idee.
Zelfs al had ik ‘m aangesproken.
Dan nog.
Hij had beleefd geantwoord waarschijnlijk.
En daar was het dan bij gebleven.
Misschien had ie gezegd:
Hier heb je mijn kaartje.
Stuur maar eens wat op.
En dat had ik dan gedaan.
Om vervolgens niks meer te horen.
Vermoedelijk.
Een beleefd mailtje terug misschien.
Bedankt!
Leuk.
Ga zo door.
En dat was het dan.
Of had ik door moeten zetten?
Zeggen wat ik eigenlijk wilde zeggen.
Ik schrijf ook.
Wil je er eens naar kijken.
Je oordeel vellen.
Zou hij daar van opgekeken hebben.
Of was ik de zoveelste geweest?
De keerzijde van bekend zijn.
Dat mensen aan je jasje trekken.
Op je schouder kloppen.
Ik wilde het hem niet aandoen.
Die man van de tv.
Hij liep zomaar in de supermarkt.
Je moet maar durven.
En ik durfde niet zo goed.